maandag 20 juni 2011

Gebed van een moeder



Gebed van een moeder

O God, ik bid U voor mijn kind,
want ik ben bang dat hij U zal vergeten
en dat hij van veel dingen veel zal weten,
maar niet, hoe hij de echte vrede vindt.

Ik bid U voor dit kind van mij;
soms denk ik dat ik hem niet kan bereiken,
en dat ik enkel macht'loos toe kan kijken.
Wilt U dan staan, Heer, aan zijn rechter zij?

O God, ik bid U voor mijn zoon,
want hij heeft pijn en allerhande zorgen.
Voor mij houdt hij die meestal goed verborgen;
hij wil niet, dat ik mijn bezorgdheid toon.

Ik bid voor hem,  nu hij een man 
geworden is, voor ik het had begrepen.
Heer, laat hem nooit de band met U verbreken,
toon hem Uw liefde, meer dan ik dat kan!

Nel Benschop





Gebed van een Moeder

O Heer, mijn kinderen
ik kan ze niet beschermen
ze gaan hun eigen weg
Wilt U zich over hen ontfermen?

Wilt U heb steeds weer gade slaan
overal, op al hun wegen
Ik kan niet met hen mede gaan
Ik moet ze nu uit handen geven

Als ze de verkeerde keuze maken
Wilt U ze toch weer dragen
Uw liefde aan hen blijven geven
Ook als ze er niet om vragen=

En als ze U de rug toe keren
Wilt U geduldig blijven kloppen
op de deur van hun hart
ook als U niet word verwacht

Dank U Heer, U bent hun Vader
Zelfs al lijkt het of U talmt
Ook al zullemn stormen woeden
niemand roofd ze uit Uw hand

@My place of peace



rosevine3.gif (231×103)

Jeremia 1:18



Jeremia 1:18

Ik maak je nu tot een vestingstad en een ijzeren zuil, 
tot een bronzen muur om stand te houden tegen het hele land: 
de koningen en leiders van Juda, de priesters en het volk.

Mijn Vader, dank U wel voor dit moment en deze plek, 
waar ik rechtsreeks uit de hemel hoor roepen: 
“Ik maak je tot een ijzeren zuil.” 
Geef mij gedurfde dromen voor U, 
gezien deze ijzeren kracht. 

Dat bid ik in uw naam, Heer. 
Amen.


zondag 19 juni 2011

Betekenis van Hooglied Hoofdstuk 1





HOOFDSTUK 1 - Aanvaarding


(vers 2). Hij kusse mij met de kussen
van zijn mond! Want kostelijker dan
wijn is uw liefde.


“De Bruid verlangt naar een diepe
openbaring van Jezus liefde. Dit is meer
dan aardse vreugde (wijn).” God kust de
zondaar in Jezus. (2 Kor.5:18,19)


rosevine3.gif (231×103)


(vers 3). heerlijk van geur zijn uw
oliën, als uitgegoten olie is uw naam.
Daarom hebben de jonge meisjes u
lief.


“De specerijen die werden toegevoegd aan
de heilige zalfolie (Ex. 30:20-33), geven de
geur aan de olie. (mirre, kaneel, kalmoes,
kasie) Als wij vervuld zijn met de Geest
verspreiden we een geur van Jezus”


rosevine3.gif (231×103)


(vers 3). heerlijk van geur zijn uw
oliën, als uitgegoten olie is uw naam.
Daarom hebben de jonge meisjes u
lief.


“De specerijen die werden toegevoegd aan
de heilige zalfolie (Ex. 30:20-33), geven de
geur aan de olie. (mirre, kaneel, kalmoes,
kasie) Als wij vervuld zijn met de Geest
verspreiden we een geur van Jezus”


rosevine3.gif (231×103)


(vers 4). Trek mij achter u mee, laten
wij ons spoeden. De Koning voerde
mij naar zijn vertrekken, laten wij
juichen en ons in u verheugen, uw
liefde prijzen boven de wijn! Met
recht heeft men u lief!


“Jezus trekt aan ons en voert het kind van
God in zijn heiligdom (voorhof, heiligdom,
aller heiligdom). Daar zullen we juichen en
ons in Jezus verheugen.”(Joh.12:32)


rosevine3.gif (231×103)


(vers 5) Donker van huid ben ik, doch
bekoorlijk, dochters van Jeruzalem,
als de tenten van Kedar, de gordijnen
van Salomo.


“We zijn onvolmaakt van onszelf en toch
volmaakt in Jezus Christus. De kleuren van
de tenten van Salomo, wijzen er op waar de
Heer ons mee bekleed.”(Hebr.10:10)


rosevine3.gif (231×103)


(vers 6) Let er niet op, dat mijn huid
donker is, dat de zon mij verbrand
heeft. De zonen van mijn moeder
waren hard jegens mij en stelden mij
aan tot bewaakster der wijngaarden;
mijn eigen wijngaard heb ik niet
bewaakt.


“Wij moeten elkaar niet naar de fouten
beoordelen, maar in Jezus zien. De duivel
doet alles om ons van het belangrijkste
(vruchtdragen) af te houden”.(2 Kor.5:16)


rosevine3.gif (231×103)


(vers 7) Vertel mij toch, mijn
zielsbeminde, waar gij weidt, waar gij
op de middag de kudde laat rusten.
Want waarom zou ik zijn als een
gesluierde bij de kudden van uw
makkers?


“Jezus is onze zielsbeminde. Hij wil ons
weiden (is voeden). Het is van belang om op
de juiste plek (gemeente) te zijn, zodat Hij
ons kan voeden.”(Openb.7:16,17)


rosevine3.gif (231×103)


(vers 8) Indien gij het niet weet, o, gij
schoonste onder de vrouwen, volg dan
de sporen der schapen, en weid uw
geiten bij de verblijven der herders.


“De sporen van de schapen zijn de
voetstappen van hen die ons voorgaan”. De
verblijven van de herders is God gemeente
en straks het hemelse Jeruzalem.”


rosevine3.gif (231×103)


(Hebr.13:7)


(vers 9) Bij een merrie voor Farao's
wagens vergelijk ik u, mijn liefste!


“De paarden van Farao werden
gewaardeerd om hun schoonheid, kracht en
snelheid. De Heer wil Zijn gemeente
aandoen met kracht. (Col. 1:11,12)”


rosevine3.gif (231×103)


(vers 10) Bekoorlijk zijn uw
wangen tussen de sieraden, is uw
hals in de snoeren.


“De wangen wijzen naar onze
gelaatsuitdrukkingen die veelal onze gevoelens
(emoties) verraden. Wij moeten de
vriendelijkheid en liefde van Jezus uitdragen.
Daarmee wil de Heer ons versieren”.(Lees
Ex.34:33-35, Ps34:6, Filip.2:14-16 en 4:5)”


rosevine3.gif (231×103)


(vers 11). Gouden sieraden zullen
wij u maken met balletjes van
zilver.


“Goud heeft te maken met eeuwigheid, het
bederft niet. Zilver heeft te maken met de prijs
die betaald werd voor onze redding, namelijk
Jezus bloed. (Zilver was lange tijd een
betaalmiddel). De gemeente zal versierd naar
Jezus geleid worden.
(Kleed Op.19:8, vrucht Gal.5;22, gaven van de
Geest 1 Kor.12:7-11)”


rosevine3.gif (231×103)


(vers 12). Zolang de koning aan zijn
tafel is, geeft mijn nardus zijn geur.


“De ronde tafel (o.v.) spreek van de tafel van
Gods liefde. Er is een tafel van de Heer en een
tafel van demonen (1 Kor.11 en 10:21) De Heer
nodigt ons aan Zijn tafel, met hemelse spijzen,
namelijk het levende brood. Nardus spreekt van
aanbidding. Zodra we Zijn liefde voor ons
bemerken, zullen we Hem grootmaken.”


rosevine3.gif (231×103)


(vers 13) Mijn geliefde is mij een
bundeltje mirre, rustend tussen mijn
borsten.


“Mirre spreekt van lijden. Mirre komt van de
mirre boom die met een scherp mes gekerfd
wordt, daarna druipelt de mirre uit de boom.
Jezus werd voor ons verwond aan het kruis.
Zijn lijden voor ons moet altijd z’n waarde
houden. Dat kan wanneer we het bewaren op
een intieme plaats, namelijk op ons hart, d.w.z
het moet kostbaar voor ons blijven.”


rosevine3.gif (231×103)


(vers 14) Mijn geliefde is mij een
tros van hennabloemen in Engedi's
wijngaarden.


Hennabloemen zijn geurende bloemen die men
als ruiker droog. Zo moeten wij een geur van
Jezus opstanding uitdragen, d.w.z. men moet het
overwinnende leven in Jezus Christus aan ons
bemerken. (2 Kor.2:15).


rosevine3.gif (231×103)


(vers 15) Zie, gij zijt schoon, mijn
liefste, o, gij zijt schoon, uw ogen
zijn als duiven.


“Schoon in de zin van rein door het bloed van
Jezus, de kracht van het Woord van God en de
Hoop op Jezus wederkomst. (1Joh.1:7-9,
Joh.15:3 en 1 Joh.3:3). Ogen als duiven spreekt
van Goddelijke vrede en rust.”


rosevine3.gif (231×103)


(vers 16) Zie, gij zijt schoon, mijn
geliefde, ja, heerlijk, en lommerrijk
is onze legerstede,


“De Bruidegom verlangt intens naar Zijn bruid.
(Joh.14:3 en 17:24)”.


rosevine3.gif (231×103)


(vers 17) De balken van ons huis zijn ceders en onze panelen
cypressen.


“De balken (of pilaren) van Gods huis, zijn degenen die ’t huis (gemeente) mee helpen dragen. (Op3:12). 
De voorwaarde is ‘trouw’(Hebr.3:1-6) en gebed (1 Sam.12:23).”


rosevine3.gif (231×103)


(Vervolg Hooglied 2)

Hooglied



rosevine3.gif (231×103)

Hooglied 1

Zij

2 Laat hij mij kussen,
laat zijn mond mij kussen!
Jouw liefde is zoeter dan wijn,
3 zoet is de geur van je huid,
je naam is een kostbaar parfum.
Daarom houden de meisjes van jou.
4 Neem mij met je mee. Laten we rennen!
Mijn koning brengt mij in zijn kamers.
Laten we juichen en zingen om jou!
Laten we jouw liefde prijzen,
meer nog dan wijn.
Natuurlijk houden de meisjes van jou!
5 Meisjes van Jeruzalem,
donker ben ik, en mooi,
als de tenten van Kedar,
als het doek van Salomo’s tenten.
6 Kijk niet op mij neer omdat ik donker ben,
omdat de zon mij heeft gebrand.
Mijn moeders zonen waren hard voor mij:
ik moest hun wijngaarden bewaken.
Mijn eigen wijngaard heb ik niet bewaakt.
7 Zeg mij toch, mijn allerliefste,
waar laat jij je kudde weiden,
waar laat jij die ’s middags rusten?
Laat me toch niet dwalend*
langs de kudden van je vrienden gaan.

Hij

8 Als je mij niet vinden kunt,
mooiste van alle vrouwen,
volg dan het spoor van de kudde,
weid je geiten waar de herders schuilen.
9 Vriendin van mij,
met een merrie voor farao’s wagen
vergelijk ik jou!
10 Hoe lieflijk zijn je wangen en je ringen,
hoe sierlijk zijn je hals en je ketting.
11 Laten we een gouden sieraad voor je maken,
bezaaid met zilveren stipjes.

Zij

12 Nu mijn koning op zijn rustbed ligt,
geurt mijn nardus zoet.
13 Mijn lief is mij een bundel mirre,
hij slaapt tussen mijn borsten.
14 Mijn lief is mij een hennatros
in de wijngaarden van Engedi.

Hij

15 Je bent zo mooi, vriendin van mij,
je bent zo mooi!
Je ogen zijn duiven.

Zij

16 Wat ben je mooi, mijn lief,
wat ben je bekoorlijk.
Het groen is ons bed,
17 de balken van ons huis zijn ceders,
de binten zijn cipressen.

rosevine3.gif (231×103)

 Hooglied 2

Ik ben een lelie van de Saron,
een wilde lelie in het dal.

Hij

2 Als een lelie tussen de distels,
zo is mijn vriendin tussen de meisjes.

Zij

3 Als een appelboom tussen de bomen van het bos,
zo is mijn lief tussen de jongens.
Ik verlang in zijn schaduw te zitten,
met mijn tong wil ik zijn zoete vruchten proeven.
4 Hij brengt mij in het wijnhuis,
boven mij zijn vaandel van liefde.
5 Verkwik me met rozijnen,
verfris me met appels,
want ik ben ziek van liefde.
6 Mijn hoofd rust op zijn linkerarm,
met zijn rechterarm omhelst hij mij.
7 Meisjes van Jeruzalem,
ik bezweer je bij de gazellen, bij de hinden op het veld:
wek de liefde niet, laat haar niet ontwaken
voordat zij het wil.

Zij

8 Hoor! Mijn lief!
Kijk! Hij komt,
springend over de bergen,
dansend over de heuvels.
9 Als een gazelle is mijn lief,
als het jong van een hert.
Kijk! Hij staat al bij de muur.
Hij blikt door het venster,
tuurt door de spijlen.
10 Mijn lief roept mij toe:
‘Sta op, vriendin!
Mooi meisje, kom!
11 Kijk! De winter is voorbij,
voorbij zijn de regens, weggegaan.
12 De bloemen zijn verschenen op het veld,
nu breekt de zangtijd aan,
het koeren van de duif klinkt op het land.
13 De vijgenboom is al vol vruchten,
de wijnstok rankt en geurt.
Sta op, vriendin,
Mooi meisje, kom!
14 Mijn duif in de rotskloof,
verscholen in de bergwand,
laat mij je gezicht zien,
laat mij luisteren naar je stem,
want je stem is zo lieflijk,
je gezicht zo bekoorlijk. ’

Hij en zij

15 Vang voor ons de vossen,
vang die kleine vossen.
Ze vernielen de wijngaard,
onze wijngaard vol bloeiende ranken.

Zij

16 Mijn lief is van mij,
en ik ben van hem.
Hij weidt tussen de lelies.
17 Nu de dag weer ademt
en het duister vlucht –
ga nu weg, mijn lief.
Spring als een gazelle,
als het jong van een hert
over de geurige bergen.

rosevine3.gif (231×103)

Hooglied 3

’s Nachts in mijn slaap zoek ik mijn lief.
Ik zoek hem, maar ik vind hem niet.
2 Laat ik opstaan, rondgaan in de stad,
laat ik in de straten, op de pleinen,
zoeken naar mijn allerliefste.
Ik zoek hem, maar ik vind hem niet.
3 De wachters vinden mij
op hun ronde door de stad.
‘Hebben jullie mijn lief ook gezien?’
4 Nog maar nauwelijks ben ik hun voorbij
of ik vind mijn lief.
Ik grijp hem vast en laat hem niet meer los
tot ik hem gebracht heb in mijn moeders huis,
in de kamer van haar die mij baarde.
5 Meisjes van Jeruzalem,
ik bezweer je bij de gazellen, bij de hinden op het veld:
wek de liefde niet, laat haar niet ontwaken
voordat zij het wil.

Meisjes

6 Wie is zij,
die daar komt uit de woestijn
als een zuil van rook,
in een wolk van wierook en mirre,
in een geur van kostbare kruiden?
7 Kijk! Salomo’s draagstoel,
omringd door zestig helden
uit de keurtroepen van Israël,
8 allen met de hand op het zwaard,
geoefend in de strijd,
ieder met het zwaard op de heup,
bedacht op nachtelijk gevaar.
9 Een draagkoets maakte koning Salomo,
een koets van cederhout.
10 De stijlen zijn van zilver,
het baldakijn van goud,
de zetel is van purper.
Hij is versierd met tekens van liefde
door de meisjes van Jeruzalem.
11 Kom kijken, meisjes van Sion,
kijk naar koning Salomo!
Kijk! De kroon waarmee zijn moeder hem tooide
op zijn bruiloftsdag,
de dag die zijn hart zo verblijdt.

 rosevine3.gif (231×103)

 Hooglied 4

Je bent zo mooi, vriendin van mij,
je bent zo mooi!
Je ogen zijn duiven,
door je sluier heen.
Je haar golft als een kudde geiten
die afdaalt van Gileads bergen.
2 Je tanden zijn als witte schapen:
klaar voor de scheerder
komen ze twee aan twee uit het water,
er ontbreekt er niet een.
3 Als een koord van karmozijn zijn je lippen,
je mond is betoverend.
Als het rood van een granaatappel
fonkelt je lach,
door je sluier heen.
4 Je hals is als de toren van David,
die in ringen is gebouwd,
die met schilden is behangen,
met wel duizend schilden van helden.
5 Je borsten zijn als kalfjes,
als de tweeling van een gazelle,
die tussen de lelies weidt.
6 Nu de dag weer ademt
en het duister vlucht,
ga ik naar de mirreberg,
ga ik naar de wierookheuvel.
7 Vriendin, aan jou is alles mooi,
niets ontsiert je schoonheid.
8 Mijn bruid, ga met me mee,
kom mee, weg van de Libanon.
Daal af van de top van de Amana,
de top van de Senir, de Hermon.
Weg van de bergen waar leeuwen huizen,
weg van de holen waar panters schuilen.
9 Zusje, bruid van mij,
je brengt me in vervoering,
je brengt me in verrukking
met maar één blik van je ogen,
met één flonker van je ketting.
10 Zusje, bruid van mij,
hoe heerlijk is jouw liefde,
hoeveel zoeter nog dan wijn.
Hoeveel zoeter is je geur
dan alle balsems die er zijn.
11 Mijn bruid, je lippen druipen van honing,
melk en honing proef ik onder je tong,
je kleed geurt naar de Libanon.
12 Zusje, bruid,
een besloten hof ben jij,
een gesloten tuin,*
een verzegelde bron.
13 Aan jou ontspruit een boomgaard vol granaatappels,
met een overvloed aan vruchten,
hennabloemen, nardusplanten,
14 nardus en saffraan, kalmoes en kaneel,
wierookbomen, allerlei soorten,
mirre, aloë,
balsems, allerfijnst.
15 Je bent een bron omringd door tuinen,
een put met helder water,
een bergbeek van de Libanon.

Zij

16 Ontwaak, noordenwind! Kom, zuidenwind!
Waai door mijn hof,
laat zijn balsems geuren.
Mijn lief moet in zijn hof komen,
laat hij daar zijn zoete vruchten proeven.

rosevine3.gif (231×103)

 Hooglied 5
   
1 Hier ben ik in mijn hof,
zusje, bruid van mij.
Ik pluk mijn mirre en mijn balsem,
ik eet mijn honing uit mijn honingraat,
ik drink mijn melk en mijn wijn.
Meisjes

Eet, vriend en vriendin!
Drink, en word dronken van liefde!

Zij

2 Ik sliep, maar mijn hart was wakker.
Hoor! Mijn lief klopt aan!
‘Doe open, zusje, mijn vriendin,
mijn duif, mijn allermooiste.
Mijn hoofd is nat van de dauw,
mijn lokken vochtig van de nacht. ’
3 ‘Maar ik heb mijn kleed al uitgedaan,
moet ik het weer aandoen?
En ik heb mijn voeten al gewassen,
moet ik ze weer vuil maken?’
4 Mijn lief stak zijn hand naar binnen,
een siddering trok door mij heen – om hem!
5 Toen sprong ik op, ik ging hem opendoen.
Mijn handen dropen van mirre,
mirre vloeide van mijn vingers
op de grendel van de deur.
6 En ik deed open voor mijn lief,
maar hij was weg,
mijn lief was weggegaan.
Een duizeling beving mij
toen ik zag dat hij er niet meer was.
Ik zocht hem, maar ik vond hem niet,
ik riep hem, maar hij antwoordde niet.
7 De wachters vonden mij
op hun ronde door de stad.
Ze sloegen mij, ze verwondden mij,
ze rukten mij de sluier af,
de wachters van de muren.
8 Ik bezweer je, meisjes van Jeruzalem,
als jullie mijn lief vinden,
wat zeggen jullie tegen hem?
Dat ik ziek van liefde ben.
Meisjes

9 Wat heeft jouw lief meer dan een ander,
mooiste van alle vrouwen?
Wat heeft jouw lief meer dan een ander,
dat je ons dit zo bezweert?

Zij

10 Mijn lief glanst en schittert,
hij steekt boven duizenden uit.
11 Zijn hoofd is van goud, het zuiverste goud,
zijn lokken zijn als dadeltrossen, ravenzwart.
12 Zijn ogen zijn als duiven
bij een stromende beek,
die baden in water,
die gedompeld zijn in melk.
13 Zijn wangen zijn als balsemtuinen,
die overheerlijk geuren. *
Zijn lippen zijn als lelies,
die druipen van vloeiende mirre.
14 Zijn armen zijn als staven van goud,
met turkoois bezet.
Zijn buik is als een schijf van ivoor,
versierd met saffier.
15 Zijn benen zijn als zuilen van albast,
op voetstukken van zuiver goud.
Zijn gestalte is zo fier als een ceder van de Libanon.
16 Zijn mond is zoet,
aan hem is alles begeerlijk.
Dit is mijn lief, dit is mijn vriend,
meisjes van Jeruzalem!

rosevine3.gif (231×103) 
   
Hooglied 6
   
1 Waar is je lief naartoe gegaan,
mooiste van alle vrouwen,
waar is je lief naartoe gegaan?
Laten we hem samen zoeken.

Zij

2 Mijn lief is naar zijn tuin gegaan,
naar zijn balsemtuin beneden.
Daar wil hij weiden,
daar wil hij lelies plukken.
3 Ik ben van mijn lief,
en mijn lief is van mij.
Hij weidt tussen de lelies.

Hij

4 Je bent zo mooi, vriendin van mij,
zo bekoorlijk als Tirsa,
zo lieflijk als Jeruzalem,
zo ontzagwekkend als een vaandelvrouw.
5 Wend je ogen af, ze verwarren mij.
Je haar golft als een kudde geiten
die afdaalt van de Gilead.
6 Je tanden zijn als witte schapen:
klaar voor de scheerder
komen ze twee aan twee uit het water,
er ontbreekt er niet een.
7 Als het rood van een granaatappel
fonkelt je lach,
door je sluier heen.
8 Ook al zijn er zestig koninginnen,
en wel tachtig bijvrouwen,
meisjes zonder tal,
9 zoals mijn duif is er maar één,
mijn allermooiste is de enige.
De enige voor haar moeder is zij,
een stralend licht voor wie haar baarde.
Alle meisjes die haar zien, prijzen haar gelukkig,
elke koningin, elke bijvrouw juicht haar toe.

Meisjes

10 Wie is zij,
die daar oplicht als de dageraad,
zo helder als de volle maan,
zo stralend als de zon,
zo ontzagwekkend als een vaandelvrouw?

Hij

11 Ik ging naar mijn notengaard beneden,
om te kijken naar de bloesems bij de beek,
naar de ranken aan de wijnstok,
de granaatappels in bloei.
12 En plotseling voelde ik mij meegevoerd
als op een wagen van mijn nobel volk.

rosevine3.gif (231×103)

 Hooglied 7

1 Draairond, meisje uit Sulem, draai rond,Hij
Kijk! Zie je dat meisje uit Sulem,
zoals ze danst tussen twee reien?
2 Wat zijn je voeten mooi in je sandalen, koningskind!
Je heupen draaien sierlijk rond,
de schepping van een kunstenaar.
3 Je navel is een ronde kom,
die gevuld is met kruidige wijn.
Je buik is een bergje tarwe,
dat door lelies wordt omzoomd.
4 Je borsten zijn als kalfjes,
als de tweeling van een gazelle.
5 Je hals is als een toren van ivoor,
je ogen als de vijvers van Chesbon,
bij de poort van Bat-Rabbim.
Je neus is als een toren van de Libanon,
die uitkijkt over Damascus.
6 Je hoofd rijst op als de Karmel,
omkruld door purperen lokken,
waarin een koning ligt verstrikt.

Hij

7 Wat ben je mooi, wat ben je bekoorlijk,
liefde en verrukking, dat ben jij.
8 Als een palm is je gestalte,
je borsten zijn als druiventrossen.
9 Ik dacht: Laat ik die palm beklimmen,
ik wil zijn bladeren grijpen.
Laten jouw borsten
als trossen van de wijnstok zijn,
je adem als de geur van appels,
10 je tong als zoete wijn
waarin mijn kussen* baden,
mijn lippen en tanden gedompeld zijn. *

Zij

11 Ik ben van mijn lief,
en hij verlangt naar mij.
12 Kom, mijn lief,
laten we het veld in gaan,
en tussen de hennabloemen slapen.
13 Laten we de wijngaard in gaan, morgenvroeg,
en kijken of de wijnstok al is uitgebot,
zijn bloesems al ontloken zijn,
de granaatappel al bloeit.
Daar zal ik jou beminnen.
14 De liefdesappels geuren al.
Boven onze poorten hangt een keur van vruchten,
vers geplukte, goed gedroogde.
Mijn lief, ik heb ze bewaard voor jou.

rosevine3.gif (231×103)

Hooglied 8

1 Was jij maar mijn broertje,
dronk jij nog maar aan mijn moeders borst.
Als ik je dan vond, daar buiten,
dan kuste ik jou,
en niemand zou me verachten.
2 Dan nam ik je mee
en bracht je in mijn moeders huis.
Dat heb ik van haar geleerd.
Ik gaf je kruidige wijn te drinken,
van het sap van mijn granaatappel.
3 Mijn hoofd rust op zijn linkerarm,
met zijn rechterarm omhelst hij mij.
4 Meisjes van Jeruzalem, ik bezweer je:
wek de liefde niet, laat haar niet ontwaken
voordat zij het wil.

Meisjes

5 Wie is zij,
die daar komt uit de woestijn,
leunend op de arm van haar lief?

Zij

Onder de appelboom wekte ik jou.
Daar kreeg je moeder weeën,
weeën van jou,
daar baarde ze jou.
6 Draag mij als een zegel op je hart,
als een zegel op je arm.
Sterk als de dood is de liefde,
beklemmend als het dodenrijk de hartstocht.
De liefde is een vlammend vuur,
een laaiende vlam. *
7 Zeeën kunnen haar niet doven,
rivieren spoelen haar niet weg.
Zou een man met al zijn rijkdom liefde willen kopen,
dan werd hij smadelijk veracht.

Broers

8 Wij hebben een zusje,
borsten heeft ze nog niet.
Wat doen we met ons zusje
als de mensen over haar gaan spreken?
9 Was zij een muur,
dan bouwden wij er zilveren kantelen op.
Was zij een deur,
dan sloten wij die met een balk van cederhout.

Zij

10 Ik ben een muur,
mijn borsten zijn als torens.
Zo ben ik in zijn ogen als een stad
die vrede biedt.
11 Salomo bezat een wijngaard in Baäl-Hamon.
Hij stelde er bewakers aan,
duizend sjekel zilver gaf men voor de oogst.
12 Mijn eigen wijngaard blijft van mij.
De duizend sjekel zilver is voor jou, Salomo,
en tweehonderd voor de bewakers.

Hij

13 Jij die in je hof verblijft,
mijn vrienden zijn gespitst op je stem.
Laat míj die horen!

Zij

14 Ga nu van mij weg, mijn lief!
Spring als een gazelle,
als het jong van een hert
over de bergen vol balsemkruid.

rosevine3.gif (231×103)
  

De mens, de Kroon der Schepping God's!



De mens, de Kroon der Schepping God's!
U doet hem heersen over al d' Werken van Uw Handen,
alles gaf U aan hem, ook de dieren in de landen!
De vogels van de hemel en de vissen in de zee,
alles wat daar zwemt en rond kruipt, benevens alle vee!

Dit gaf U allemaal aan de mens,
dat was wel Uw Aller-Grootste Wens!

O Here, Onze Here, Duizendmalen Dank,
Uw Naam is Heerlijk op de Aard' en heeft dé Grootste Klank!


@Schrijver: onbekend

Genezing van je Hart




Jesaja 61:1-3

1 De geest van God, de HEER, rust op mij,
want de HEER heeft mij gezalfd.
Om aan armen het goede nieuws te brengen
heeft hij mij gezonden,
om aan verslagen harten hoop te bieden,
om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken
en aan geketenden hun bevrijding,
2 om een genadejaar van de HEER uit te roepen
en een dag van wraak voor onze God,
om allen die treuren te troosten,
3 om aan Sions treurenden te schenken
een kroon op hun hoofd in plaats van stof,
vreugdeolie in plaats van een rouwgewaad,
feestkledij in plaats van verslagenheid.
Men noemt hen ‘Terebinten van gerechtigheid’,
geplant door de HEER als teken van zijn luister.






Een verwoording van Jesaja 61:1-3

God heeft mij op een missie gestuurd.
Ik heb heel goed nieuws voor je
God heeft mij gestuurd om iets te herstellen en te bevrijden.
En dat iets, dat ben jij.
Ik ben gekomen om je hart terug te geven en je vrij te maken.
Ik ben woedend op de vijand die jou dit heeft aangedaan 
en Ik zal tegen hem strijden
Laat ik je mogen troosten.
Want, Mijn Geliefde, Ik zal je schoonheid geven,
terwijl je tot nu toe alleen verwoesting hebt gekend.
Ik zal je vreugde geven in plaats van je grot verdriet
Ik zal je hart vervullen met dankbare lofzangen
in ruil voor je berusting en wanhoop




Lees het gedeelte nog eens
en bid en vraag het aan Jezus.

Hij kan het en wil het ... als je Hem toelaat.

Je bent een schitterende beelddrager van de Here Jezus.
Je bent de Kroon van Gods Schepping
Je bent aangevallen en je teert op je eigen reserves.
De vijand heeft je wonden en je zonden aangegrepen om je hart gevangen te houden.
Maar de Zoon van god is gekomen om je te verlossen en je gebroken, gewonde, 
bebloede hart  te genezen en je te bevrijden van slavernij.
Hij is gekomen om jou als schitterende schepping te herstellen ...
zodat je weer jezelf kunt zijn.









Zacharia 9:16-17
16 Op die dag zal God, de HEER, 
zijn volk als een kudde in veiligheid brengen. 
Als edelstenen in een kroon zullen ze fonkelen op zijn land. 
17 Wat schitterend! Wat mooi! 
Jonge mannen en vrouwen bloeien op, 
gesterkt door wijn en graan.

Genezing van je hart is mogelijk.
Dit is de kern van Jezus'werk.
Laat Hij jou bij de hand nemen,
op weg naar herstel en genezing.



Genesis 2:4-25





De tuin van Eden


4 Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde. Zo ontstonden ze, zo werden ze geschapen.


In de tijd dat God, de HEER, aarde en hemel maakte, 5 groeide er op de aarde nog geen enkele struik en was er geen enkele plant opgeschoten, want God, de HEER, had het nog niet laten regenen op de aarde, en er waren geen mensen om het land te bewerken; 6 wel was er water dat uit de aarde opwelde en de aardbodem overal bevloeide. 


7 Toen maakte God, de HEER, de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen.


8 God, de HEER, legde in het oosten, in Eden, een tuin aan en daarin plaatste hij de mens die hij had gemaakt. 9 Hij liet uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen, met heerlijke vruchten. In het midden van de tuin stonden de levensboom en de boom van de kennis van goed en kwaad.


10 Er ontspringt in Eden een rivier die de tuin bevloeit. Verderop vertakt ze zich in vier grote stromen. 11 Een daarvan is de Pison; die stroomt om heel Chawila heen, het land waar goud gevonden wordt. 12 (Het goud van dat land is uitstekend, en er is daar ook balsemhars en onyx.) 13 De tweede rivier heet Gichon; die stroomt om heel Nubië heen. 14 De derde rivier heet Tigris; die loopt ten oosten van Assyrië. De vierde ten slotte is de Eufraat.


15 God, de HEER, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken. 16 Hij hield hem het volgende voor: ‘Van alle bomen in de tuin mag je eten, 17 maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.’


18 God, de HEER, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper voor hem maken die bij hem past. 19 Toen vormde hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels, en hij bracht die bij de mens om te zien welke namen de mens ze zou geven: zoals hij elk levend wezen zou noemen, zo zou het heten. 20 De mens gaf namen aan al het vee, aan alle vogels en alle wilde dieren, maar hij vond geen helper die bij hem paste. 


21 Toen liet God, de HEER, de mens in een diepe slaap vallen, en terwijl de mens sliep nam hij een van zijn ribben weg; hij vulde die plaats weer met vlees. 22 Uit de rib die hij bij de mens had weggenomen, bouwde God, de HEER, een vrouw en hij bracht haar bij de mens. 23 Toen riep de mens uit:
‘Eindelijk een gelijk aan mij,
mijn eigen gebeente,
mijn eigen vlees,
een die zal heten: vrouw,
een uit een man gebouwd.’


24 Zo komt het dat een man zich losmaakt van zijn vader en moeder en zich hecht aan zijn vrouw, met wie hij één van lichaam wordt.
25 Beiden waren ze naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze schaamden zich niet voor elkaar.

Er is Hoop





 Je worst hartstochtelijk bemind door de Almachtige God

Je wordt hartstochtelijke gehaat door zijn vijand

De tijd van herstel is nu.
Er is iemand die groter is dan je vijand. 
Iemand die naar je op zoek is 
sinds het begin van de geschiedenis,
sinds het begin van de schepping.

Hij is gekomen om je gebroken hart te genezen
Je ziel te herstellen
Laten we nu op Hem richten.



Een belofte van God



Jesaja 62:1-5 

1 Omwille van Sion zal ik niet zwijgen,
omwille van Jeruzalem ben ik niet stil,
totdat het licht van haar gerechtigheid daagt
en de fakkel van haar redding brandt.

2 Alle volken zullen je gerechtigheid zien,
alle koningen je majesteit. (je schoonheid)
Men zal je noemen bij een nieuwe naam
die de HEER zelf heeft bepaald.

3 Je zult een schitterende kroon zijn
in de hand van de HEER,
een koninklijke tulband
in de hand van je God. (de kroon der schepping)

4 Men noemt je niet langer Verlatene
en je land niet langer Troosteloos oord,
maar je zult heten Mijn verlangen
en je land Mijn bruid.
Want de HEER verlangt naar jou
en je land wordt ten huwelijk genomen.

5 Zoals een jongeman een meisje tot vrouw neemt,
zo zullen jouw zonen jou ten huwelijk nemen, (jou het hof maken)
en zoals de bruidegom zich verheugt over zijn bruid, (je bent mooi)
zo zal je God zich over jou verheugen.




Jeremia 30:16-17


16 Maar wie jou verslonden, worden zelf verslonden,
al je vijanden gaan zelf in ballingschap.
Elk volk dat jou plunderde, wordt zelf geplunderd,
ik maak ieder die naar buit zocht, zelf tot buit.


17 Weet dat ik je zal genezen,
ik zal je wonden helen – spreekt de HEER –
ook al noemt men je Verworpene en zegt men:
“Naar Sion kijken we niet meer om.”

De mens, de kroon op al Gods werken





De mens, de kroon op al Gods werken
Was eenzaam in het paradijs
Totdat een vrouw hem kwam versterken -
ook mensen schiep God paarsgewijs.

Als man en vrouw zijn wij geschapen.
Een koning en een koningin
Elkaar tot schild, elkaar tot wapen,
Tezamen een, een nieuw gezin.

Zoals de Heer zijn bruid beminde,
Zich voor haar gaf tot in de dood.
Zo wil Hij man en vrouw verbinden:
Voorgoed elkanders deelgenoot.

@Schrijver: onbekend

De mens, de kroon der schepping Gods




Psalm 8

De mens, de kroon der schepping Gods

Een psalm van David.

 O HERE, onze Here,
 hoe heerlijk is uw naam op de ganse aarde,
 Gij, die uw majesteit toont aan de hemel.
 Uit de mond van kinderen en zuigelingen
 hebt Gij sterkte gegrondvest, uw tegenstanders ten spijt,
 om vijand en wraakgierige te doen verstommen.
 Aanschouw ik uw hemel, het werk van uw vingers,
 de maan en de sterren, die Gij bereid hebt:
 wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt,
 en het mensenkind, dat Gij naar hem omziet?
 Toch hebt Gij hem bijna goddelijk gemaakt,
 en hem met heerlijkheid en luister gekroond.
 Gij doet hem heersen over de werken uwer handen,
 alles hebt Gij onder zijn voeten gelegd:
 schapen en runderen altegader
 en ook de dieren des velds,
 de vogelen des hemels en de vissen der zee,
 hetgeen de paden der zeeën doorkruist.
 O HERE, onze Here,
 hoe heerlijk is uw naam op de ganse aarde.

 NBG-vertaling 1951
© 1951 Nederlands Bijbelgenootschap